Grondslagen
Er zijn in de AVG verschillende grondslagen vastgelegd op grond waarvan organisaties rechtmatig persoonsgegevens mogen verwerken. De grondslagen dienen als een juridische basis voor de verwerking en moeten worden nageleefd om de gegevensverwerking in overeenstemming te brengen met de privacywetgeving.
Het verwerken van de persoonsgegevens moet worden gebaseerd op minstens één van de volgende grondslagen (artikel 6 lid 1 AVG):
- Toestemming
- Uitvoering overeenkomst
- Wettelijke verplichting
- Vitale belangen
- Uitvoering van een taak van algemeen belang of uitoefening van openbaar gezag
- Gerechtvaardigd belang
Het is van belang op te merken dat organisaties ervoor moeten zorgen dat de grondslag passend en rechtmatig is voor elke specifieke verwerking van persoonsgegevens. Bovendien moeten ze transparant zijn naar betrokkenen over welke grondslag wordt gebruikt en voor welk doel de gegevens worden verwerkt. Dit kan worden opgenomen in de privacyverklaring van de desbetreffende organisatie. Een zorgvuldige afweging van de juiste grondslag is cruciaal om te voldoen aan de vereisten van de AVG en om de privacy van individuen te waarborgen.